Rome I Verordening

Op 17 juni 2008 heeft het Europees Parlement en de Raad de Verordening nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst besloten. Deze verordening wordt ook de Rome I Verordening genoemd. De Rome I Verordening is de navolger van het EVO.


Deze verordening is van toepassing op contractuele verbintenissen in burgerlijke en handelszaken, waarbij uit het recht van verschillende landen moet worden gekozen. De verordening omdat niet de precontractuele aansprakelijkheid of buitencontractuele verbintenissen. Buitencontractuele verbintenissen, bijvoorbeeld een onrechtmatige daad, worden beheerst door de Rome II Verordening.


Hoofdregel van de Rome I Verordening is dat partijen een rechtskeuze kunnen uitbrengen. Zij kiezen dan het toepasselijke recht (artikel 3).


Als partijen geen rechtskeuze maken, bepaalt de Rome I Verordening het toepasselijke recht. Artikel 4 geeft voor 8 soorten overeenkomsten het objectief toepasselijke recht aan:

a) koop van roerende zaken: het recht van het land waar de verkoper zijn gewone verblijfsplaats heeft;

b) dienstverlening: het recht van het land waar de diensverlener zijn gewone verblijfsplaats heeft;

c) zakelijk recht op onroerend goed/huur: het recht van het land waar het onroerend goed is gelegen;

d) huur voor tijdelijke particulier gebruik: het recht van het land waar de verhuurder zijn gewone verblijfsplaats heeft;

e) franchise: het recht van het land waar de franchisenemer zijn gewone verblijfsplaats heeft;

f) distributie: het recht van het land waar de distributeur zijn gewone verblijfsplaats heeft;

g) veiling van goederen: het recht van het land van veiling;

h) financiële instrumenten: het recht dat de transactie beheerst.


Hoofdregel is in beginsel dat het recht van dat land van toepassing is waar de partij is gevestigd die de kenmerkende prestatie verricht (artikel 4 lid 2). Het betalen van een geldsom is in de regel geen karakteristieke prestatie (behalve bijv. geldlening). Indien uit alle omstandigheden blijkt dat de overeenkomst nauwer is verbonden met een ander land, dan is het recht van dat land van toepassing (artikel 4 lid 3).


Voor bijzondere overeenkomsten zijn er ook bijzondere regels. Deze zijn te vinden in de artikelen 5 t/m 18. Hiernaar worden een aantal afzonderlijk en in het kort besproken.



Consumentenovereenkomst (artikel 6)

Omdat consumenten vaak de zwakkere contractspartijen zijn, worden consumenten beschermd. Zo wordt een consumentenovereenkomst beheerst door het recht van het land waar de consument verblijft, indien i) de commerciële verkoper zijn beroepsactiviteiten ontplooit in het land van de consument of ii) hij zijn activiteiten ongeacht met welke middelen (bijv. internet) richt op het land van de consument. Indien de consument bijvoorbeeld actief naar het buitenland gaat en aldaar een overeenkomst aangaan, verliest hij zijn bescherming.


Individuele arbeidsovereenkomst (artikel 8)

Werknemer en werkgever kunnen uiteraard een rechtskeuze uitbrengen. Deze rechtskeuze mag er echter niet toe leiden dat de werknemer die bescherming van het recht verliest, dat zonder een rechtskeuze van toepassing zou zijn geweest. Zonder rechtskeuze is op de arbeidsovereenkomst het recht van het land van toepassing, waar de werknemer gewoonlijk zijn werkt verricht. Werkt dus een Nederlandse werknemer gewoonlijk in Duitsland, dan zou zonder rechtskeuze op de arbeidsovereenkomst Duits recht van toepassing zijn. Verricht de werknemer tijdelijk arbeid in of vanuit een ander land, dan is dat niet relevant. Onder “tijdelijk” begrijpt men de situatie dat werknemer en werkgever ervan uitgaan dat de werknemer terugkeert naar het oorspronkelijke land. Te denken valt aan bijvoorbeeld een tijdelijk project in het buitenland. Indien de werknemer zijn werk niet gewoonlijk in één land verricht, is het recht van het land van toepassing, waar de filiaal is gevestigd, die de werknemer in dienst heeft genomen. Voorts bevat dit artikel een algemene “escape”: indien de arbeidsovereenkomst kennelijk nauwer is verbonden met een ander land, dan is het recht van dat land van toepassing. Denk bijvoorbeeld aan een situatie waarin alle aanknopingspunten naar een ander land verwijzen dan het land waar de filiaal is gevestigd die de werknemer in dienst heeft genomen.